Dr. C. J. Roosprijs 2025

De jury van de Dr. C. J. Roosprijs heeft op 3-maart-2025 vergaderd en maakt thans de winnaars in alfabetische volgorde bekend:

dr. Brent Appelman, met het proefschrift Covid-19: Prevention, disease and sequelae

dr. S. Pater-Briedé, met het proefschrift Care Decision Conversations

Dr. E.A. Rozeman met het proefschrift Improving outcome of Melanoma Patients upon Immunotherapy

Juryrapport Dr. C. J. Roosprijs 2025

De eenentwintigste sessie Topproefschriften tijdens de Internistendagen werd besloten met de uitreiking van de Dr. C. J. Roosprijs 2025 voor de beste klinische proefschriften op het gebied van de interne geneeskunde. Deze succesvolle en gewaardeerde sessie komt tot stand door samenwerking van de Dr. C. J. Roosstichting met de NIV. De eerste prijs ging naar Lisette Rozeman, de tweede en derde prijs gingen naar respectievelijk Brent Appelman en Saskia Pater-Briedé.

De jury werd gevormd door prof. dr. H. A. H. Kaasjager (voorzitter), prof. dr. M. M. Levi, dr. D. J. Stenvers, dr. M. V. Warmbrunn en dr. J. C. Roos.

Eerste prijs

Deze ging naar Lisette Rozeman voor haar proefschrift getiteld: Improving Outcome of Melanoma Patients upon Immunotherapy.

 

Dit proefschrift richt zicht op het verbeteren van de uitkomsten voor melanoompatiënten die worden behandeld met immuun-checkpointremmers, een vorm van immuuntherapie. Checkpointremmers beïnvloeden de interactie tussen de tumor en het immuunsysteem door eiwitten te blokkeren (zoals PD-1, PD-L1 of CTLA-4) die normaal gesproken fungeren als "rem" op het immuunsysteem. Door deze rem te blokkeren worden immuuncellen, met name de T-cellen, gereactiveerd om de tumorcellen effectiever te kunnen herkennen en aan te vallen. De door Rozeman opgezette fase 1 OpACIN-studie en multi-center fase 2 OpACIN-neo-studie hebben de basis gelegd voor een belangrijke verandering in de behandeling, én overleving, van stadium III melanoompatiënten. Naast het opzetten van deze studies, lag ook de analyse van de data als de coördinatie in handen van Rozeman. Tevens was zij bij de laatste studie nauw betrokken bij de patiëntenvoorlichting en begeleiding tijdens de immuuntherapie, het monitoren en behandelen van bijwerkingen tot het analyseren van zowel de klinische als de translationele data. De resultaten van deze studies hebben geleid tot vervolgstudies die recent hebben gezorgd dat neoadjuvante behandeling met ipilimumab en nivolumab nu de standaardzorg is voor stadium III melanoompatiënten. Bovendien hebben de biomarkeranalyses uit haar eerdere studies veelbelovende inzichten opgeleverd die kunnen bijdragen aan verdere personalisatie van de behandeling. Ook bij andere parallel lopende klinische studies in deze patiëntengroep droeg Rozeman steeds de zorg voor zowel de patiënten als de data-analyse. Gepersonaliseerde zorg heeft zij hoog in het vaandel; door middel van meerdere retrospectieve onderzoeken deed zij onderzoek naar de optimale behandelduur, het vroeg identificeren van non-responders en de rol van auto-antistoffen in het ontstaan van bijwerkingen onder immuuntherapie. Niet alleen de patiënt staat bij Rozeman centraal maar ook haar team. Alles bijeen is de jury van mening dat het proefschrift van Lisette Rozeman een belangrijke bijdrage geleverd heeft aan het optimaliseren van de behandeling van patiënten met melanoom. Ze heeft met haar onderzoek daadwerkelijk grenzen verlegd, hetgeen heeft geleid tot aanpassing van de standaardbehandeling voor patiënten met stadium III melanoom. De jury beloont haar werk dan ook met de eerste prijs.

Tweede prijs

De jury heeft de tweede prijs toek=gekend aan dr. B. Appelman voor zijn proefschrift getiteld: COVID-19: Prevention, disease and sequelae.

 

Als de wetenschap zich de afgelopen jaren van haar beste kant heeft laten zien, dan was dat wel tijdens de Covid-19 pandemie. Binnen enkele weken na de eerste ziektegevallen in China verschenen al de eerste wetenschappelijke artikelen over de oorzaak van de ziekte, gedetailleerde beschrijvingen van het nieuwe micro-organisme en informatie over de moleculair-genetische samenstelling van het virus, die kort daarna de blauwdruk vormden voor de RT-PCR testen en ontwikkeling van vaccins.

Brent Appelman onderzocht de humorale immuunrespons bij zowel recent als eerder geïnfecteerde ziekenhuispersoneelsleden. Deze was vergelijkbaar na een enkele mRNA vaccinatie en een tweede vaccinatie leverde geen verbetering. Deze bevinding leidde tot een nieuwe vaccinatiestrategie van het RIVM.

Sterfte- en heropnamecijfers van patiënten met Covid-19 werden in verschillende stadia van chronische nierziekte (CKD) onderzocht. Deze bleken significant verhoogd bij patiënten met gevorderde nierinsufficiëntie en bij patiënten met een niertransplantatie.

Trombocytopenie bij gehospitaliseerde patiënten met ernstige Covid-19 was geassocieerd met vele veranderingen in de immuunrespons, zoals verhoogde stollingsactivatie, lagere pro-inflammatoire cytokineprofielen en verhoogde verstoring van de endotheelfunctie, wat inderdaad suggereert dat bloedplaatjes een belangrijke rol spelen in de immuunrespons tijdens ernstige Covid-19.

In een studie bij ouderen werd aangetoond dat veroudering gepaard gaat met activering van endotheel, stolling en ontstekingssystemen, wat leidt tot orgaanschade, onafhankelijk van leeftijd-gerelateerde co-morbiditeit.

Het laatste deel van het proefschrift is gewijd aan het post-Covidsyndroom en richt zich op een verbeterde definitie van verschillende klinische fenotypes

Klinische voorspellers van aanhoudende symptomen waren onder andere het vrouwelijk geslacht, langere ziekenhuisopnames, intensive care opname en het gebruik van zuurstof en corticosteroïd therapie. De meest voorkomende symptomen twaalf weken na ziekenhuisontslag waren dyspneu (18%) en vermoeidheid (16%).

Uiterst origineel zijn de observaties verkregen door middel van spierbiopten en bloedmonsters. Hieruit bleek dat de skeletspierstructuur geassocieerd is met verminderde inspannings­capaciteit bij deze patiënten, met metabole verstoring en ernstige inspannings-geïnduceerde myopathie.

Tenslotte vond hij dat muizen, die IgG van post-covidpatiënten kregen ingespoten, uitgesproken en aanhoudende sensorische en motorische veranderingen vertoonden. Deze bevindingen suggereren een mogelijke causale rol van IgG in de pathogenese van het post-Covidsyndroom en hebben geleid tot één van de eerste experimentele diermodellen voor deze ziekte.

Alles bijeen is de jury van mening dat het proefschrift van Brent Appelman een prachtige verzameling onderzoeken bij Covid-19 en post-Covidsyndroom is en een waardevolle en relevante bijdrage vormt aan onze kennis van deze klinische entiteiten.

 

Derde prijs

Deze ging naar Saskia Pater-Briedé voor haar proefschrift getiteld: Care Decision Conversations.

 

Het ‘codegesprek’, of beter gezegd, het gesprek over behandelwensen en-grenzen, is bij uitstek een gesprek waarin de perspectieven van patiënt en hulpverlener ver uit elkaar kunnen liggen. Eenieder die als verder kerngezonde persoon bij een acute opname ten overstaan van familie de reanimatievraag voor zijn kiezen heeft gekregen, zal bevestigen dat deze vraag rauw op het dak kan vallen.

Voor haar proefschrift onderzocht dr. Pater-Briedé het effect van het trainen van zorgverleners in het voeren van het gesprek over behandelwensen en -grenzen op de polikliniek. Voor de patiënttevredenheid maakte de training geen verschil, maar zorgverleners voelden zich wel beter voorbereid op het gesprek na een training. Als gevolg van de training namen zorgverleners bovendien vaker het initiatief tot het gesprek.

Dr. Pater-Briedé heeft door middel van haar gesprekstranscripties de ongemakkelijke paradox in het gesprek geïdentificeerd: het onderwerp wordt gepresenteerd als niet van belang op dit moment (de behandelbeperking speelt immers in een toekomstig scenario), maar moet desondanks wel op dit moment besproken worden. Mogelijk oplossingen hiervoor zijn volgens dr. Pater-Briedé het trainen van hulpverleners in het voorbereiden van patiënten op het gesprek, en het creëren van een moment voor het gesprek over behandelwensen en -grenzen. In dat gesprek is het van belang om rekening te houden met twee foutieve aannames die veel patiënten doen. De eerste is dat de patiënt denkt dat het gesprek hoort bij het eind van het leven en daarom nog niet van belang is. De tweede is dat uitspraken niet teruggedraaid kunnen worden maar tot definitieve beslissingen leiden.

Tenslotte onderzocht dr. Pater-Briedé een training van zorgverleners die op de spoedeisende hulp werkzaam zijn. Dit resulteerde in een sterke verbetering van de kwaliteit van het gesprek over behandelwensen en -grenzen, zoals gepercipieerd door de patiënten.

Alles bijeen is de jury van mening dat dit proefschrift zeer origineel is, en zeer relevant voor de dagelijkse praktijk van de internist. dr. Pater-Briedé heeft vele directe observaties gedaan van dokter-patiënt interacties. Het proefschrift levert waardevolle inzichten in de complexiteit van het gesprek over behandelwensen en -grenzen, alsmede praktische handvatten voor de zorgverlener om beter voorbereid dit gesprek te voeren.

 

Tekst: Karin Kaasjager, Marcel Levi, Dirk Jan Stenvers

De dr. C. J. Roosstichting reikt in samenwerking met de Nederlandse Internisten Vereniging de Dr. C. J. Roosprijs uit voor de drie beste klinische proefschriften op het gebied van de Interne Geneeskunde. De stichting heeft onder meer als doel met deze prijs klinisch wetenschappelijk, patiëntgebonden onderzoek in Nederland te bevorderen. De eerste prijs van € 2000 en de tweede en derde prijs ieder van € 500 zullen tijdens de Internistendagen in Maastricht in april 2025 worden uitgereikt na afloop van de sessie Topproefschriften, samen met een gekalligrafeerde oorkonde. De drie laureaten zullen hun werk presenteren tijdens de sessie Topproefschriften.

De dr. C. J. Roosprijs is bedoeld voor klinisch, patiëntgebonden onderzoek, waaronder verstaan wordt zowel onderzoek door de promovendus zelf verricht aan patiënten of proefpersonen, als onderzoek bij grotere groepen patiënten zoals gerandomiseerde studies, in een proefopstelling of een protocol waar de promovendus een belangrijk aandeel in heeft gehad. Moleculair, genetisch en basaal wetenschappelijk onderzoek kan hierbij additioneel zijn. Uitgesloten zijn proefschriften waarvan de aard en de opzet geheel bepaald zijn door de farmaceutische industrie.

Meedingen

Om in aanmerking te komen voor de dr. C. J. Roosprijs wordt het volgende gevraagd:

1) Een afgerond proefschrift handelend over een klinisch, patiëntgebonden onderwerp verschenen tussen 1 februari 2024 en 1 februari 2025.

2)De auteur is internist, assistent in opleiding of heeft in de nabije toekomst uitzicht op een opleidingsplaats.

Om mee te dingen dient u:

1) Een digitale versie van het proefschrift te sturen aan [email protected] onder vermelding van: Dr. C. J. Roosprijs 2025.                                                                     

  2) Eén gedrukt exemplaar van het proefschrift te sturen aan het jurylid dr. J. C. Roos, Doornburg 111, 1081 JX, Amsterdam.                                                  

3) Als bijlage bij de digitale versie zowel als bij het gedrukte exemplaar een curriculum vitae mee te zenden en een korte motivatie waarom u meent voor de prijs in aanmerking te komen, benevens een kort overzicht van de aard van de financiële steun waarmee het onderzoek tot stand is gekomen.

Vanaf 1 november 2024 kunnen de proefschriften ingezonden worden.

De uiterste inzendingsdatum is 1 februari 2025.

Jury

De jury wordt samengesteld uit de vaste leden prof. dr. H. A. H. Kaasjager (voorzitter), prof. dr. M. M Levi, dr. J. C. Roos, prof. dr. J. W. A. Smit, en de eersteprijswinnaar in 2024, dr. M. V. Warmbrunn

Contactadres: [email protected]

Overige informatie: zie www. roosstichting.nl

Juryrapport Dr. C. J. Roosprijs 2024

Na de levendige en goedbezochte sessie Topproefschriften tijdens de Internistendagen, is door de Dr. C. J. Roosstichting in samenwerking met de NIV de Dr. C. J. Roosprijs 2024 uitgereikt. De prijs voor het beste klinische proefschrift op het gebied van de interne geneeskunde ging naar Moritz V. Warmbrunn. De tweede en derde prijs gingen naar respectievelijk                       Ingrid M. Bistervels en Mark E. Haaksma.

De jury werd gevormd door prof. dr. H. A. H. Kaasjager, prof. dr. M. M. Levi, prof. dr. J. W. A. Smit, dr. L. M. Feijen en dr. J. C. Roos.

Eerste prijs: Moritz V. Warmbrunn

De eerste prijs ging naar dr. Moritz V. Warmbrunn voor zijn proefschrift getiteld A Kick in the Guts: Insulin resistance, gut microbiota and cardiometabolic diseases.                                                                                                                                 Onze darmflora verheugt zich de laatste jaren in groeiende belangstelling vanwege de invloed op talrijke fysiologische en pathologische processen. Zo lijkt er een verband te bestaan met insulineresistentie, metabool syndroom en hart-vaatziekten. Warmbrunn onderzocht de relatie tussen ontstekingseiwitten en perifere insulineresistentie bij patiënten met en zonder metabool syndroom, gebruik makend van de hyperinsulinemische-euglycemische clampmethode en “machine learning” en vond aanwijzingen dat insulineresistentie begint met ontsteking in lever- en visceraal vet. Hij gaat ook in op de rol van het essentiële aminozuur histidine en het metaboliet imidazolpropionaat, dat door het microbioom geproduceerd wordt. In een vergelijkend onderzoek vond hij dat antibioticatoediening, waarmee het darmmicrobioom werd veranderd, een effect had dat sterk verschilde tussen vetgemeste muizen en patiënten met en zonder diabetes-2. Histidine verbetert de glycemische controle bij deze patiënten en verhoogt het aantal mucosa invariant T (MAIT)-cellen, die op hun beurt weer gerelateerd zijn aan veranderingen van het microbioom en ontstekingseiwitten. Zo komt hij tot een hypothese dat het gunstig effect van histidine op de glucoseregulering loopt via immunomodulatie door de MAIT-cellen. Een multi-etnisch onderzoek naar het verband tussen hart-vaatziekten en het darmmicrobioom met behulp van kunstmatige intelligentie en Mendeliaanse randomisatie, leerde dat er een verband is tussen etnisch specifieke profielen en hart-vaatziekten, en dat een bepaald cluster van drie darmmicro-organismen als een soort ecologisch systeem beschermend werkt.                                                                                                                              Warmbrunns proefschrift munt uit door de enorme veelzijdigheid, inventiviteit en creativiteit waarmee het onderzoek gedaan is. Hij maakt gebruik van veel wat de medische wetenschap aan modern gereedschap te bieden heeft, van epidemiologie, klinisch experiment, biochemie, microbiologie en kunstmatige intelligentie tot vergelijkend onderzoek bij muizen en mensen aan toe. Zijn onderzoek roept vele interessante vragen op, en opent de weg naar vervolgonderzoek om meer licht te scheppen in het duister van onze ingewanden. De jury beloont dit werk dan ook met de eerste prijs.

Tweede prijs: Ingrid M.Bistervels

De jury heeft de tweede prijs toegekend aan dr. Ingrid M. Bistervels voor haar proefschrift getiteld: Venous Thromboembolism in pregnancy.                              Het verbeteren van de trombosezorg voor zwangeren heeft met dit proefschrift een enorme impuls gekregen. Alhoewel zwangeren een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van trombose - trombose is zelfs de derde doodsoorzaak van moedersterfte in Nederland- was de wetenschappelijke aandacht hiervoor niet passend. Omdat zwangeren bij veel onderzoeken worden uitgesloten van deelname zijn veel aanbevelingen van richtlijnen niet gebaseerd op data verkregen uit de zwangere populatie. Daarbij zijn vrouwen die eerder een trombose hadden extra gevoelig voor het opnieuw krijgen van een trombose en moeten meestal tijdens een nieuwe zwangerschap preventief antistollingsmedicatie gebruiken. Tegelijkertijd bestaat er een hoger risico op bloedingen vanwege de aanstaande bevalling. Bistervels heeft met de urgente Highlow studie twee verschillende doseringen antistollingsmedicijnen vergeleken bij zwangere vrouwen die eerder een trombose hadden en om die reden preventief antistollingsmedicijnen moeten gebruiken tijdens de zwangerschap en de zes weken durende kraamperiode. Zij vond dat voor de gehele zwangerschap plus de kraamperiode een hogere dosis niet beter is in het voorkomen van nieuwe trombose dan de lage dosis. Dankzij Bistervels baanbrekende onderzoek kunnen we zwangere vrouwen die eerder trombose doormaakten nu goed informeren over de risico’s op trombose of bloedingen bij antistollingsmedicijnen in een nieuwe zwangerschap. Bistervels richt zich in haar proefschrift ook op het diagnosticeren van trombose in de zwangerschap en lange termijn gevolgen van trombose. Tijdens de zwangerschap is het moeilijker de diagnose te stellen en zijn de klinische beslisregels niet getest bij zwangeren. Ze toont met haar onderzoek de veiligheid van een nieuw diagnostisch algoritme aan. Dit algoritme werd na publicatie direct toegepast in de praktijk. Bistervels verkrijgt met haar wetenschappelijk werk direct klinisch toepasbare antwoorden en opent de weg naar vervolgonderzoek. Belangrijke doelen van de Dr. C. J. Roosstichting en dit proefschrift draagt bij aan de verwezenlijking daarvan. De jury beloont haar werk dan ook met de tweede prijs.

Derde prijs: dr. Mark. E. Haaksma

De derde prijs ging naar dr. Mark E. Haaksma voor zijn proefschrift getiteld: Point of Care Ultrasound of the respiratory system in the critically ill.                                                                                                        Echografie is onderzoek dat zich bij uitstek leent om door internisten zelf aan het bed of op het spreekuur te doen. Dit is pas heel laat tot hen doorgedrongen maar lijkt nu in een stroomversnelling te komen. Haaksma’s proefschrift behandelt een onderdeel van deze diagnostiek, namelijk wat je kunt zien aan pleura, diafragma, en longweefsel op de eerste hulp en de intensive care. Naast een vergelijking tussen het BLUE protocol met een CT-scan, vond hij dat geavanceerde echografie met een dynamisch luchtbronchogram en kleuren-Doppler betrouwbaar differentieerde tussen atelectase en pneumonie, beter dan een klinische score. Bij patiënten met covid bleek echografie vaak een goede vervanger voor de CT-scan. Zoals bij alle nieuwe diagnostische methodieken is de opbrengst sterk afhankelijk van wie het onderzoek doet, en waarmee. Standaardisatie is heel belangrijk en Haaksma’s proefschrift snijdt dit probleem uitvoerig aan; zo is diafragma-atrofie bij langdurige beademing een probleem bij het afwennen van de beademing. Haaksma laat zien dat er haken en ogen zitten aan de meting van de diafragmadikte omdat enerzijds de veranderingen meerdere oorzaken kunnen hebben, en anderzijds de plaats van de transducer van invloed is op de meting. Een combinatie van echografie van hart, longen en diafragma, bij patiënten op de intensive care die langer dan 72 uur waren beademd, bleek niet goed te kunnen voorspellen wie na extubatie binnen 24 uur opnieuw geïntubeerd moest worden. Ook een negatief resultaat is belangrijk.                                                                                                                     Haaksma’s onderzoek laat goed zien hoe vruchtbaar de recente introductie van de echografie op de eerste hulp en in de intensive care is, mede dankzij de betaalbare draagbare apparatuur die nu voorhanden is. Het ter plaatse (point of care) doen van echografie door de internist al bij het eerste spreekuurbezoek is een lang gekoesterd doel van de Dr. C. J. Roosstichting en dit proefschrift draagt bij aan de verwezenlijking daarvan.Dr. C.J.Roosprijs 2024

patiënten hebben aanvallen van subcutaan en submucosaal oedeem, die uitgelokt worden door gering trauma, koorts, stress, en